woensdag 15 februari 2017

Voortgezet onderwijs kan gevaarlijk zijn

'Ode aan Socrates' in opdracht van deBuren
gisteravond voorgedragen bij de discussiereeks Made in Europe, deBuren, Brussel
eerder (deels) te horen op Radio 1 Canvas


Raphaël, Heidag van Gymnasiumdirecteuren (1509-11, Vaticaan, Rome)
 
Voortgezet onderwijs kan gevaarlijk zijn, zowel voor wie het geven als voor wie het ontvangen. Dat is één les die we kunnen leren van de uitvinders ervan. Want de filosofen op Raphaël’s School van Athene, als je erover nadenkt, zijn eigenlijk dat: de eerste middelbare-schooldirecteuren. Voordat er sofisten op de agora en bij het gymnasion opdoken om lessen welsprekendheid te geven, was het lesprogramma voor gegoede Atheense telgen vrij overzichtelijk: gymnastike en mousike. Lezen en schrijven. Homerus stampen. Lier spelen. Heel veel atletiek als voorbereiding op de latere permanente dienstplicht. Meezingen in het koor op een festival ter meerdere eer van de stadstaat.

De leerlingen van Socrates, daarentegen, gaan rare dingen doen. Plato steekt de manuscripten van zijn eigen toneelstukken in de fik. Alcibiades, de latere staatsman annex landverrader, komt in het Symposion stomdronken partycrashen om een ode op Socrates af te steken. Een ode die meer klinkt als een klaagzang: Socrates is ontzettend lelijk, hij drijft overal de spot mee, en hij is niet te versieren, wat je ook probeert – maar dat brein van hem, daar word je wild van. Critias, ook een leerling van Socrates, begint een Robespierre-achtig schrikbewind waarin 1500 Atheners het leven laten. 

Het curieuze is dat Socrates eigenlijk niks lijkt op te hebben met nieuwlichterij. Een schooltje voor de wiskunde, okee, maar de sofisten vindt hij maar heteluchtverkopers, en juist als in Griekenland de boekenmarkt op gang komt, vertikt hij het om zijn ideeën op schrift te zetten. Stelliger nog, als zijn medeburgers hem uiteindelijk voor het gerecht slepen wegens jeugdbederf en ketterij, laat hij zich doodleuk de gifbeker voorzetten uit eerbied voor de Atheense wetten.

Je zou Socrates kunnen zien als een mengeling van een gekke professor en een heilige. Als zelfbenoemd geestelijk vroedvrouw probeert hij bij iedereen de verborgen deugd annex waarheid eruit te trekken, maar laat met een demonisch genoegen al zijn gesprekspartners in verwarring achter. Met geaffecteerde nederigheid verklaart hij zich onverschillig voor geld en macht, maar ligt wel met de Atheense elite te causeren bij literaire prijsuitreikingen. Bij alles beroept hij zich op zijn eigen daimonon, een soort bewaarengel annex superego, zelfs als hij terecht staat voor het ‘aanbidden van vreemde goden’. Aristophanes voert hem in De Wolken, nog bij leven, op als een spiritueel ondernemer die een ‘Denkerij’ drijft.

Die ‘Denkerij’ krijgt pas na zijn dood gestalte, als Isocrates, Plato en later Aristoteles hun leslokalen naast de atletiekbaan bouwen. Maar door op dezelfde plek te blijven, en door zijn methode van heen-en-weer vragen en hypothesen testen, legt Socrates onbedoeld wel de basis voor de Atheense kenniseconomie, een businessmodel waar het zojuist ingestorte imperium nog een paar eeuwen mee door kan.

En wat moeten we daar nu nog mee? Voor de goede orde: er loopt géén rechte lijn van Socrates naar het Bologna-proces. De universiteit is een middeleeuws vehikel, net zoals representatieve democratie meer te maken heeft met middeleeuwse stadsbesturen, laat-middeleeuwse parlementen en de herontdekking van Romeins recht. Maar twee dingen. Ten eerste is belangrijk te bedenken dat het kennisideaal van Socrates en navolgers een gepersonaliseerd kennisideaal is. Kennis is niet iets abstracts, het heeft een drager. Dat verandert pas in de vroege middeleeuwen. Cassiodorus, een van de eerste geleerde monniken, schrijft ergens medio 6e eeuw: nu moeten boeken jullie leraren zijn. En tegelijk is het nog altijd zo dat wetenschap beoefenen vooral ook een proces van socialisatie is, van zinnig kunnen meepraten. En ten tweede: misschien kunnen we wel iets met het idee van hoger onderwijs als hoger jeugdbederf. Een soort van kattenkwaad dat de gedachten sappig houdt. Want kennis moet wel iets verleidelijks houden.

Geen opmerkingen: